Een recente uitspraak van het Hooggerechtshof zou meer werknemers mogelijk kunnen maken een promotie claimen als ze de functies van een hogere categorie vervullen waarvoor ze worden ingehuurd. Wat het Hooggerechtshof heeft gedaan, is artikel 39.2 van het Arbeidersstatuut interpreteren, waarin de perioden zijn opgenomen waarin een werknemer aanspraak kan maken op een promotie in de categorie.
Concreet bepaalt dit artikel dat “in geval van de toevertrouwing van functies die hoger zijn dan die van de beroepsgroep voor een periode van meer dan zes maanden gedurende één jaar of acht maanden gedurende twee jaar, de werknemer aanspraak kan maken op promotie, indien dit niet wordt verhinderd door het bepaalde in de collectieve overeenkomst of, in ieder geval, de dekking van de vacature die overeenkomt met de door hem uitgeoefende functies in overeenstemming met de promotieregels die van toepassing zijn in de onderneming, onverminderd het claimen van het overeenkomstige salarisverschil.
Dat wil zeggen een werknemer die gedurende een jaar gedurende meer dan zes maanden (meer dan de helft van de activiteit die gedurende een jaar wordt verricht) of acht maanden gedurende twee jaar functies van een hogere categorie waarvoor hij is aangenomen, heeft uitgeoefend. dan een derde van de in twee jaar uitgevoerde activiteit), heeft recht op promotie. Dat is wat het Hooggerechtshof heeft vastgesteld Deze termijn moet worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de vraag of deze deze evenredigheid overschrijdt en niet naar de exacte maanden zelf.
Er moet worden geteld hoe de perioden werkten
Zin 190/2024 van 29 januari 2024, gepubliceerd door 'Diario la Ley' en toegelicht door 'Noticias Jurídicas', lost de zaak op van een werknemer die sinds 1 december 2010 voor een bedrijf werkte met de beroepscategorie van 1e A-officier. Gedurende 145 dagen in 2018 en 171 dagen in 2019 had hij echter brigadecommandofuncties uitgeoefend, waarvoor hem een variabele bonus op de loonlijst werd toegekend.
Niet tevreden, beweerde de arbeider in augustus 2019 erkend te zijn als commandoofficier van de 1e brigade, hoger dan de zijne, en alle bonussen die deze categorie met zich meebrengt. Het Hooggerechtshof van de Canarische Eilanden heeft hem deze promotie ontzegd, omdat zij rekening hielden met de overheersende functies die elke maand werden vervuld en geen rekening hielden met het specifieke aantal dagen dat hij binnen een jaar als brigadecommandant heeft gewerkt. Het Hooggerechtshof van de Canarische Eilanden van zijn kant heeft het beroep van de werknemer gedeeltelijk toegewezen en het recht uitgesproken om de categorie van eerste brigadecommandant te consolideren.
Het Hooggerechtshof moest dus niet beslissen of de eiser al dan niet functies op een hoger niveau vervulde, maar eerder ofi de erkenning is geschikt om ze te hebben uitgevoerd gedurende de tijd die is vastgelegd in het bovengenoemde artikel 39 van het Arbeidersstatuut, rekening houdend met de tijdloze ruimtes.
In deze zin stelt het Hooggerechtshof, verwijzend naar artikel 39 van de ET, dat “hoewel de wetgever algemene termen in de tijd – maanden en jaren – heeft geïntroduceerd, het waar is dat deze verwijzingen moeten worden interpreteer ze in de context waarin ze worden toegepast aangezien, als het erom gaat dat de promotie het gevolg is van het werken in een activiteit die overeenkomt met een hogere groep, het noodzakelijk zal zijn om rekening te houden met de daadwerkelijk uitgevoerde activiteit, waarbij perioden buiten beschouwing worden gelaten waarin er niet wordt gewerkt en die onnodig in de weg zouden staan voor het doel dat de wetgever nastreeft bij het vaststellen van de regels om promotie te kunnen maken vanwege het volgen van een hogere activiteit.”
In dit verband vervolgt hij met uit te leggen dat, hoewel de wetgever vereist “dat de hogere functie gedurende meer dan zes maanden in één jaar is uitgeoefend (wat overeenkomt met meer dan de helft van de activiteit die in dat jaar is uitgeoefend) of meer dan acht maanden” maanden in twee jaar (wat overeenkomt met meer dan een derde van het werk dat in die twee jaar is verricht)”, wat feitelijk met deze termen wordt bedoeld, is “een algemene formule te bieden die ons in staat stelt om de gevarieerde en verschillende werktijden aan te pakken activiteit die kan plaatsvinden in de arbeidsverhoudingen en die ervoor zorgt dat geen van hen de toegang wordt ontzegd tot de promotie of promotiesituatie die daardoor ontstaat.”
Als het erom gaat te bepalen of de werknemer de grenzen van het Arbeidersstatuut heeft overschreden, stelt het Hooggerechtshof daarom vast dat eerst de data moeten worden bepaald die als de jaarlijkse referentieperiode moeten worden beschouwd. Vervolgens moet u weten op welke dagen effectief gewerkt wordt in die periode, aangezien binnen die dagen deze hogere functies kunnen worden uitgevoerd. En ten slotte moeten we de specifieke dagen optellen waarop functies van hogere categorie zijn uitgeoefend en kijken of deze de maanden vermeld in artikel 39 van het Arbeidersstatuut overschrijden.
In het specifieke geval werden deze limieten bij het optellen van alle specifieke dagen inderdaad overschreden. Daarom is het Hooggerechtshof van mening dat de promotie moet plaatsvinden, waarbij het door het bedrijf ingediende beroep wordt verworpen en het met de werknemer eens is.