De eerste bijeenkomst van de SMI wordt afgesloten zonder overeenkomst: zou de regering deze bijeen kunnen brengen zonder de steun van sociale actoren?

Nieuws

Hij ministerie van Arbeid Aanstaande donderdag 30 november zijn de onderhandelingen over de verhoging van het minimum interprofessioneel loon (SMI) met de vakbondenCCOO en UGT, en de werkgevers, CEOE en Cepyme. De bijeenkomst, onder voorzitterschap van de staatssecretaris van Arbeid, Joaquín Pérez Rey, begon om 16.00 uur en had tot doel de voorstellen van de verschillende partijen, die deze week onafhankelijk van elkaar naar voren waren gebracht, over te dragen aan de sociale dialoog.

Bij dit eerste contact heeft Labour zich beperkt tot het luisteren om ‘een mening te vormen’, hoewel ze hun eigen standpunt hebben, namelijk garanderen dat de verhoging wordt uitgevoerd. vastgesteld op 60% van het gemiddelde salaris. Het is iets dat feitelijk is opgenomen in het Europees Sociaal Handvest. Er zijn echter discrepanties bij de berekening van dit percentage, omdat de schatting afhankelijk van de bron anders zou zijn.

Volgens de salarisstatistieken voor de hoofdbaan van het Nationaal Instituut voor de Statistiek (INE) bedroeg 60% van het gemiddelde salaris in 2022 1.095 euro per maand (in 14 betalingen), terwijl als de INE Labour Cost Survey wordt gebruikt, met gegevens van het tweede kwartaal van dit jaar zou dat 1.357 euro zijn. Uit de gegevens van de Belastingdienst uit 2022 blijkt dat het om 1.253 euro zou gaan. In tegenstelling tot de laatste verhogingen zou dit het enige punt zijn waarop vakbonden en Labour samenvallen, aangezien eerstgenoemden een ambitieuzere verhoging bepleiten.

Discrepanties tussen Labour, werkgevers en vakbonden

De discrepanties tussen de zogenaamde tripartieten zijn duidelijk. Het eerste voorstel kwam van de werkgeversorganisatie, die een verhoging van het Interprofessioneel Minimumloon met één voorstelde 3% in 2024 en nog eens 3% in 2025. Op deze manier zou de SMI volgend jaar uitkomen op 1.112,40 euro per maand in 14 betalingen (extra afzonderlijke betalingen), wat neerkomt op 15.573,6 euro bruto per jaar. In 2025 zou het opnieuw stijgen naar 1.145,77 euro per maand, eveneens in 14 betalingen, wat neerkomt op 16.040,78 euro bruto per jaar.

In beide gevallen kon echter de garantieclausule voor deze jaren in de ‘Akkoord voor Arbeidsovereenkomsten en Collectieve Arbeidsonderhandelingen’ (AENC) worden toegepast. Voor zijn deel, De vakbonden pleiten voor een verhoging van 10%Ondertussen hij ministerie van Arbeid zou een verhoging van 4% verdedigen, wat zou neerkomen op een verhoging tot 1.123 euro in 14 betalingen, volgens de laatste informatie die diezelfde dag bekend is.

Op deze manier zouden de vakbonden en Labour deze keer niet op één lijn komen, terwijl de centra ambitieuzer zouden zijn. Hoewel beide ervoor kiezen om de prijsstijging te gebruiken als referentie om de koopkracht van de werknemers te beschermen, hebben de vakbonden specifiek de stijging van de voedselprijzen vastgelegd. Vandaar het grote verschil tussen beide percentages. Dit was echter nog maar de eerste van de bijeenkomsten, en vanuit de portefeuille onder leiding van Yolanda Díaz verdedigen ze dat er een “marge” is voor onderhandeling. De volgende afspraak is op 11 decemberverklaren ministeriële bronnen aan Europa Press dat hierin ja, er wordt een percentage geïnd.

Wat gebeurt er als er geen overeenstemming wordt bereikt?

De regering is niet verplicht tot overeenstemming te komen met de sociale actoren. Het minimumloon kan worden verhoogd, zelfs als ze tegen de voorgestelde verhoging zijn. In feite is dit iets dat in het verleden al is gebeurd, waarbij eerdere verhogingen van de SMI werden goedgekeurd zonder toestemming van de werkgevers. Het is voldoende dat het door de Raad van Ministers wordt goedgekeurd, aangezien er in het Congres van Afgevaardigden niet over wordt gestemd.

Het Arbeidersstatuut stelt eenvoudigweg dat de regering sociale actoren moet raadplegen alvorens het te wijzigen, maar dat zij geen overeenstemming mag bereiken. Maar wat dit betreft, Wordt er een consensus verwacht? Minister van Arbeid, Yolanda Díaz, gelooft wel dat dit mogelijk is. Dit werd deze week voor de media verklaard, aan de deuren van het Congres, waar hij uitdrukte dat het doel van de bijeenkomst zou zijn “om ervoor te zorgen dat de werknemers geen verlies aan koopkracht lijden en, ten tweede, om tot een akkoord te komen. ” Een die, zo concludeerde hij, “is redelijk tussen de standpunten van de vakbonden en de werkgevers.”