De Sociale Rechtbank nr. 2 van Guadalajara heeft het ontslag van een werknemer niet-ontvankelijk verklaard wanneer de reden voor de beëindiging van het contract niet bewezen was. In dit geval is echter niet de oorzaak relevant, maar een van de gevolgen, en dat is dat de rechtbank het bedrijf heeft veroordeeld om te kiezen tussen het herstel van de werknemer of het betalen van de overeenkomstige compensatie voor de niet-ontvankelijkheid plus een boete.aanvullende compensatie van 10.000 euro, hoger dan voorzien in de Spaanse regelgeving.
Juist dit laatste, de aanvullende schadevergoeding, is van belang, aangezien de rechtbank haar vonnis heeft gebaseerd op de uitspraak van het Europees Comité voor Sociale Rechten (CEDS). In deze resolutie oordeelde de CEDS tegen Spanje en was het met UGT eens, aangezien de huidige compensatie voor oneerlijk ontslag in de Spaanse regelgeving in veel gevallen onvoldoende is om de werkelijke schade aan werknemers te herstellen, en om bedrijven af te schrikken.
Dit is in strijd met artikel 24.b van het Europees Sociaal Handvest dat Spanje in zijn geheel heeft geratificeerd, en dat het recht erkent van werknemers die “zonder geldige reden” zijn ontslagen om “adequate compensatie of andere passende compensatie” te ontvangen. Concreet, aldus de Europese Commissie, “de maximumlimieten vastgelegd door de Spaanse wetgeving (33 dagen salaris per gewerkt jaar met een limiet van 24 maandelijkse betalingen) zijn niet hoog genoeg om de geleden schade te herstellen in alle gevallen voor het slachtoffer en om de werkgever af te schrikken.”
Om deze reden heeft het Ministerie van Arbeid bevestigd dat zij een hervorming van deze compensaties gaan ondernemen. Tot die tijd staat de Europese doctrine toe dat hoven en tribunalen een hogere schadevergoeding kunnen inschatten in gevallen zoals deze, waarin zij van mening zijn dat de compensatie die voortvloeit uit de Spaanse wet onvoldoende is om de veroorzaakte schade te herstellen.
Real case: aanvullende schadevergoeding van 10.000 euro
Zoals vermeld in uitspraak 318/2024 van 7 november, raadpleegbaar in ‘diariolaley’, werkte de werknemer als administratief medewerker met een contract van 50% deeltijds onbepaalde tijd, met een anciënniteit van 23 januari 2023. Op 4 december 2023 dat jaar werd hij mondeling (zonder ontslagbrief, zoals vereist door de wet) geïnformeerd dat hij was ontslagen. Een ontslag dat werd bevestigd toen hij een bericht ontving van de Algemene Schatkist van de Sociale Zekerheid waarin hij werd geïnformeerd dat hij was ontslagen.
Hierna klaagde de werknemer, maar het bedrijf verscheen niet op de bemiddelingsceremonie. Om deze reden heeft hij een rechtszaak aangespannen bij de Sociale Rechtbank nr. 2 van Guadalajara, die zijn claim heeft toegewezen en het ontslag onredelijk heeft verklaard, aangezien het bedrijf de reden die daartoe heeft geleid niet heeft bewezen.
Wanneer de niet-ontvankelijkheid wordt verklaard, hebben bedrijven twee opties: kiezen voor de herplaatsing van de werknemer of het betalen van de overeenkomstige vergoeding van 33 dagen loon per gewerkt jaar. In dit geval kwam dat neer op 1.050 euro, al moest het bedrijf ook 2.168 euro betalen aan openstaande salarissen. Zoals eerder vermeld is deze uitspraak van belang omdat de rechtbank naast het bovenstaande een aanvullende schadevergoeding van 10.000 euro erkent, die zij passend achten en in verhouding staan tot de veroorzaakte schade.
“Het Europees Comité voor Sociale Rechten heeft in een besluit gepubliceerd op 29 juli 2024, waarin het reageerde op de claim van de UGT, geconcludeerd dat de Spaanse wetgeving werknemers niet voldoende beschermt in geval van beëindiging van de arbeidsrelatie zonder geldige reden en daarmee is in strijd met het herziene Europees Sociaal Handvest”, herinnert de rechtbank zich.
“Er kan onder meer onvoldoende rekening worden gehouden met de daadwerkelijke schade die de getroffen werknemer heeft geleden in relatie tot de specifieke kenmerken van de zaak, omdat de mogelijkheid tot aanvullende compensatie zeer beperkt is. De commissie is daarom van oordeel dat (…) het recht op een adequate schadevergoeding (…) in de zin van art. 24.b van het Europees Sociaal Handvest is niet voldoende gegarandeerd”, voegen ze eraan toe. En om deze reden kennen zij deze compensatie toe die groter is dan die welke door de Spaanse wet is vastgelegd.
De Hoge Raad zal in december uitspraak doen over deze kwestie
Het Europees Comité voor Sociale Rechten is niet het enige orgaan dat zich over dit aspect heeft uitgesproken. Op 27 november keurde de Raad van Europa een aanbeveling aan de regering goed waarin zij er bij haar op aandrong de compensatie voor onredelijk ontslag te herzien, zodat deze een afschrikmiddel is voor bedrijven en de schade die aan de werknemer is toegebracht effectief herstelt. Bovendien eisten zij dat zij in het volgende monitoringrapport zouden aangeven welke maatregelen zijn genomen om deze doelstelling te verwezenlijken.
In aanvulling, Het Hooggerechtshof zal deze kwestie in december behandelennadat verschillende rechtbanken (zoals in de vorige zaak gebeurden) een schadevergoeding hebben erkend die hoger is dan die welke door de Spaanse norm in de Europese doctrine wordt beoogd.