Nieuwe sleuteluitspraak: ze verwerpen de classificatie van niet-vast onbepaald en erkennen de totale onveranderlijkheid van een tussentijds

Nieuws

De afgelopen maanden is het gezien Hoe Spaanse rechtbanken de Europese doctrine interpreteren ten gunste van de arbeidsrechten van uitzendkrachtennadat het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU), eerst in februari en vervolgens in juni, had verklaard dat Spanje niet over “adequate maatregelen” beschikt om misbruik bij het openbaar bestuur van tijdelijke aanwervingen te voorkomen en te bestraffen.

Een paar weken geleden werd een uitspraak aangekondigd waarin het Hooggerechtshof van Baskenland niet alleen de automatische ambtstermijn van een interim-periode erkende die voor onbepaalde tijd en niet permanent was, maar ook de regering waar hij werkte veroordeelde om hem een ​​compensatievergoeding te betalen. 'voor de tijd in misbruik.

En nu is er weer een belangrijke uitspraak bekend gemaakt door de Sociale Rechtbank nummer 11 van Barcelona, ​​aangezien in deze, die hier kan worden geraadpleegd (SJSO 990/2024), Erkend wordt dat een interim-werknemer van Correos, die al meer dan 30 jaar het ene contract aan het andere heeft gekoppeld, moet worden beschouwd als voor onbepaalde tijd vast (totale vastheid) en niet als voor onbepaalde tijd niet vast.omdat het anders in strijd zou zijn met het recht van de Unie.

De werkneemster vraagt ​​dat het ontslag niet-ontvankelijk is en dat zij als definitief definitief wordt erkend

Zoals in de uitspraak tot uiting komt, had de werknemer al meer dan dertig jaar het ene tijdelijke contract aan het andere gekoppeld, met verschillende tijdelijke ruimtes ertussen. Correos heeft haar geïnformeerd over de beëindiging van haar contract met ingang van 31 augustus 2022. Maar na deze beëindiging had de getroffen partij, omdat zij was opgenomen in de tijdelijke arbeidspools, opnieuw nieuwe contracten, waarvan de laatste dateerde van 29/05/2024. tot 06/09/2024.

Vanuit deze context, deze werknemer Enerzijds verzocht hij om niet-ontvankelijkverklaring van het ontslag. En aan de andere kant dat de relatie met Correos als voor onbepaalde tijd werd geclassificeerd, in toepassing van de bovengenoemde jurisprudentie van het HvJ-EU.

De officier van justitie heeft de claim echter tegengesproken. Hij ontkende het bestaan ​​van fraude bij het aangaan van contracten en wees erop dat alle contracten een gerechtvaardigde oorzaak zouden hebben. En bovendien wees hij erop dat “de eiser in geen geval permanent kan worden verklaard, maar eerder als onbepaald, niet permanent, omdat hij anders de principes van gelijkheid, verdienste en capaciteit niet zou respecteren”, opgenomen in de Grondwet.

Vaste kwalificatie voor onbepaalde tijd vanwege interpretatie van de uitspraak van het HvJ-EU

De Sociale Rechtbank nummer 11 van Barcelona dicteert dat we in dit geval ‘duidelijk’ ‘in de problemen zitten’ een ongewoon lange contractuele keten (sinds 01-07-1990, dat wil zeggen meer dan 30 jaar)” waaruit blijkt dat werkgever Correos een structureel personeelstekort heeft en zijn toevlucht moet nemen tot tijdelijke aanwervingen om dit op te vullen.” Daarom wijst hij erop Tijdelijke aanwerving is in dit geval “in strijd met artikel 15 ET en de Raamovereenkomst inzake werk voor bepaalde tijd, opgenomen in Richtlijn 99/70/EG”.

Vervolgens geeft zij aan dat de eerder genoemde uitspraak van het HvJ-EU verklaarde, steeds in het licht van de eerder genoemde Raamovereenkomst, “dat een niet-permanente vaste werknemer moet worden beschouwd als een werknemer met een contract voor bepaalde tijd binnen de reikwijdte van de Raamovereenkomst, dat de Raamovereenkomst verzet zich tegen een nationale regeling die niet voorziet in de maatregelen die in deze bepaling worden overwogen, of in “een gelijkwaardige maatregel” om misbruik van niet-vaste contracten van onbepaalde duur te voorkomen, en die, bij gebrek aan adequate maatregelen in de nationale wetgeving om misbruik dat voortvloeit uit het opeenvolgende gebruik van tijdelijke contracten te voorkomen en te bestraffen (inclusief achtereenvolgens verlengde contracten van onbepaalde duur), de omzetting van deze tijdelijke contracten in vaste contracten kan een dergelijke maatregel zijnis het aan de nationale rechtbanken om de nationale jurisprudentie te wijzigen als deze gebaseerd is op een interpretatie van nationale bepalingen, inclusief grondwettelijke bepalingen, die onverenigbaar zijn met de doelstellingen van Richtlijn 1999/70.”

Vanaf hier voegen zij eraan toe dat “het recht van de Unie wordt gekenmerkt door de beginselen van voorrang en directe werking, zoals het HvJ-EU al lang heeft aangegeven.” En op grond van deze premisse leggen zij uit dat “door het beginsel van voorrang van het recht van de Unie toe te passen, dat intern door het Constitutionele Hof zelf wordt onderschreven, en gegeven het feit dat het nationale rechtssysteem niet voorziet in enige maatregel om het misbruik van tijdelijke contracten te voorkomen, inclusief niet-vaste onbepaalde, De enige oplossing die in overeenstemming is met Richtlijn 1999/70/EG is de verklaring van een vaste tewerkstelling van de werknemer als maatregel om de voortzetting van het misbruik van tijdelijke tewerkstelling te voorkomen, vooral in het geval waarin de werknemer hieraan is onderworpen. situatie al meer dan 30 jaar”.

Op deze manier wijzen zij erop dat voldaan wordt aan de uitspraak van het HvJ-EU van 22 februari 2024, die een mandaat bevat gericht aan de nationale rechtbanken om “de geconsolideerde nationale jurisprudentie te wijzigen, als deze, zoals het geval is, gebaseerd is op een interpretatie van nationale bepalingen, inclusief grondwettelijke bepalingen, die onverenigbaar zijn met de doelstellingen van richtlijn 1999/70 en in het bijzonder met clausule 5 ervan.”

Bovendien verzekeren zij dat “het aannemen van de tegenovergestelde optie (handhaving van de classificatie als onbepaald, niet vaststaand) zou in strijd zijn met het recht van de Unie en zijn verplichting om het met voorrang toe te passen op interne regels (waardoor het zijn effectiviteit ontneemt), zoals het HvJ-EU in zijn laatste uitspraken heeft beargumenteerd.”

Waarom is deze zin belangrijk?

Zoals de advocaat in de zaak, Jesús Beltrán, tegen 'Economist & Jurist' heeft opgemerkt: “hoewel het een uitspraak van een lagere rechtbank is, is het belangrijk omdat het de relatie niet langer kwalificeert als louter onbepaald vanwege leegstand, maar eerder als vaststaand. wat absoluut de parameters verandert.” die we tot nu toe hadden.”

Het maakt dus niet uit dat volgens de Spaanse wetgeving een permanente status in de publieke sector alleen kan worden bereikt op basis van verdienste, capaciteit en gelijkheid, via een openbaar selectieproces, maar dat nu “tEr kan ook toegang tot worden verkregen via een doorlopend tijdelijk voordeel, omdat het recht van de Europese Unie voorrang heeft boven het privaatrecht.waarmee we, naast deze regels voor toegang tot publieke werkgelegenheid, een gemeenschapsregel gaan toepassen die stabiliteit in de werkgelegenheid vereist.”

De niet-ontvankelijkheid van het ontslag wordt erkend

In deze uitspraak van de Sociale Rechtbank van Barcelona wordt, rekening houdend met de opeenvolging van contracten waarin de werknemer meer dan 30 jaar heeft geleefd, het ontslag ook niet-ontvankelijk verklaard. Daarom, Ze veroordelen Correos om te kiezen tussen het herstel van de werknemer als vaste werknemer (met de betaling van verwerkingssalarissen), of een schadevergoeding wegens onrechtmatig ontslag betalen van 41.171,55 euro.

Het is belangrijk hieraan toe te voegen dat deze werkneemster ook heeft gevraagd dat zij degene zou zijn die de mogelijkheid zou hebben om te kiezen tussen de ene optie en de andere, maar dit is niet toegestaan. “De eiser beroept zich op de toepassing van art. 96 EBEP waarin staat dat het optierecht had moeten worden aangeboden. Maar wat appellant vergeet is dat alleen vast personeel dit recht kan hebben, een voorwaarde waaraan eiseres op geen enkel moment heeft voldaan, en zolang de niet-ontvankelijkheid van het ontslag voortvloeit uit een tuchtbeslissing, een omstandigheid die zich niet voordoet in ofwel de onderhavige zaak”, aldus de uitspraak.