In 2022 diende UGT een klacht in bij het Europees Comité voor Sociale Rechten (CEDS) waarin zij aan de kaak stelde dat de Spaanse regelgeving niet in overeenstemming is met het Europees Sociaal Handvest met betrekking tot ontslagen. De reden is dat De schadevergoeding wegens onredelijk ontslag is momenteel aan een maximum gebonden 33 dagen salaris per gewerkt jaar, met een limiet van 24 maandelijkse betalingen, en deze 'limiet' is vaak onvoldoende om de geleden schade te herstellen.
Hoewel het nog niet officieel openbaar is gemaakt, is vernomen dat de commissie tegen Spanje heeft geoordeeld en het eens is met de vakbond, waardoor Spanje gedwongen zal worden het huidige systeem te hervormen. Dit komt omdat PSOE en Sumar zich in hun regeringsovereenkomst hebben geëngageerd om “garanties voor werknemers tegen ontslag in te voeren, het Europees Sociaal Handvest na te leven en de causaliteit te versterken in gevallen van beëindiging van de arbeidsrelatie.”
Wanneer de resolutie van het Comité openbaar wordt gemaakt en wordt bevestigd dat Spanje het Europees Sociaal Handvest niet naleeft, zal de minister van Arbeid, Yolanda Díaz, de vrije hand hebben om te eisen dat haar regeringspartner de huidige compensatie hervormt, aangezien hij verdedigt al een tijdje. Er is echter al gerechtigheid geschied, en a eerste uitspraak na de Europese uitspraak die aanvullende compensatie heeft toegekend naast de compensatie die wordt beoogd door de Spaanse regelgeving (vóór de resolutie, nog niet bevestigd, er zijn referenties).
Bijkomende schadevergoeding van 30.000 euro
De Sociale Kamer van het Hooggerechtshof van Baskenland heeft het recht van een werknemer op een aanvullende schadevergoeding voor zijn onredelijk ontslag erkend, omdat zij van mening waren dat degene die is ontworpen volgens het wettelijke kaderwat in jouw geval overeenkomt met 493,49 euro, was niet voldoende voor “de geleden schade”.
Op deze manier heeft het een uitspraak van de enige Sociale Rechtbank van Eibar bevestigd, waarin de rechtszaak die de werknemer tegen de gemeenteraad van Oñati had aangespannen wegens zijn onredelijk ontslag, werd bekrachtigd. Nadat hij als dit type is geclassificeerd, moet de gemeenteraad beslissen of hij hem in deze functie wil herstellen of hem een schadevergoeding moet betalen van 493,49 euro (wat hem toebehoort volgens de huidige wet) plus een aanvullende schadevergoeding van 30.000 euro.
Dit werd vermeld in de eerste uitspraak waartegen, zoals de TSJV zelf uitlegt, door de gemeenteraad beroep werd aangetekend bij genoemd orgaan, waarin werd verzocht dat de werknemer alleen de vergoeding voor onrechtmatig ontslag zou worden erkend, voorzien in artikel 56 van het Arbeidersstatuut, dat in Deze zaak was gelijk aan 493 euro. Deze rechtbank heeft zijn beroep echter verworpen en erkent de aanvullende schadevergoeding die de rechtbank had ingeschat.
Bij de erkenning van deze aanvullende compensatie citeert het Hooggerechtshof van Baskenland niet alleen de autonome doctrine, maar ook de voorschriften van bovengenoemde
Europees Sociaal Handvest (bekrachtigd door de Spaanse staat, daarom moeten ze eraan voldoen) en besluiten van het Europees Comité voor Sociale Rechten die “bepalen dat er een adequate compensatie moet worden vastgesteld voor de daadwerkelijk geleden schade, wat niet mogelijk is met een wettelijk vastgestelde compensatie.” maximaal afgetopt, zoals degene die Spanje en andere landen regeert.”
Erkend geval
In de zaak die aanleiding gaf tot deze uitspraak had de getroffen persoon een vast contract bij een bedrijf, maar bevond hij zich ook in een banenbank van de gemeenteraad van Oñati, na deelname aan een selectieproces. Op 9 maart 2023 ontving hij van genoemd gemeentebestuur een baanaanbod, waarin hem een contract werd aangeboden voor een minimale duur van één jaar, dat hij aanvaardde, waarbij hij afstand deed van het contract voor onbepaalde tijd dat hij bij het bedrijf had. Dagen later, op 27 maart, ondertekende hij het.
Kort nadat hij bij de gemeenteraad begon te werken, kreeg hij echter ‘mondeling’ te horen dat er ‘een fout was opgetreden bij de aanwerving’ en dat zijn laatste werkdag 30 april 2023 was. Hij kreeg een certificaat voor de verwerking van de werkloosheid. , waarin stond dat vanaf die dag de arbeidsrelatie was beëindigd. Gezien deze omstandigheden is voor de TSJPV de op 33 dagen vastgestelde compensatie “kort” en “niet passend bij de schade die de werknemer heeft geleden” (die een vaste baan heeft verloren vanwege de ondertekening van een tijdelijk contract, maar met een minimumduur van één jaar) .
Daarbij komt, in de woorden van de rechtbank, het “niet bestaan van a minimale rechtvaardigende reactie aan de werknemer over de reden van de beëindigingn, aangezien de mondelinge verwijzing naar een fout niet aanvaardbaar is.” Om al deze redenen achten zij het passend om het recht op aanvullende compensatie te erkennen naast het recht dat door de huidige regelgeving wordt erkend. Het gemeentebestuur kan nog in beroep gaan bij de Hoge Raad.