Hij hoge Raad heeft vrachtwagenchauffeurs een nieuw recht gegeven: de tijd die zij op veerboten of veerboten besteden om de vrachtwagen te verplaatsen, telt als werkdag en kan niet als rusttijd worden geteld. Integendeel, de Sociale Kamer heeft bepaald dat dit wel zo is aanwezigheidstijddie altijd in rekening moet worden gebracht en niet als rustperiode in aanmerking kan worden genomen.
Als vrachtwagenchauffeurs bijvoorbeeld 9 uur op de veerboot doorbrengen die hun voertuig begeleidt, wordt deze tijd niet als rusttijd beschouwd en moeten ze er op een ander tijdstip van genieten. In het geval gepland in uitspraak 82/2024 had de getroffen werknemer een hut tijdens de reis, voornamelijk de overdracht tussen het schiereiland en de eilanden, met name de Balearen.
De oorsprong van deze uitspraak is te danken aan de rechtszaak die is aangespannen door de loontrekkende chauffeur van een Valenciaans transportbedrijf en die in 2018 om disciplinaire redenen werd ontslagen wegens gebrek aan aanwezigheid op het werk. Bij het ontslag eiste de werknemer eerst een vergoeding voor deze rustperiode, omdat hij beweerde dat het tijd van aanwezigheid was geweest, maar de claim werd door de Sociale Rechtbank afgewezen.
Om deze reden ging hij in beroep bij het Hooggerechtshof van Valencia, dat het met hem eens was en het bedrijf veroordeelde tot het betalen van een schadevergoeding, waarbij de overdrachtsperioden werden erkend als aanwezigheidstijd en niet als rusttijd, aangezien de werknemer “hij kon zijn tijd niet vrij besteden, de boot verlaten of zich bezighouden met zijn privé- of gezinsleven”.
Geconfronteerd met deze uitspraak was het vervolgens het bedrijf dat besloot een klacht in te dienen bij het Hooggerechtshof, waarbij het verdedigde dat de chauffeur tijdens deze ritten inderdaad aan het rusten was omdat “de beschikbaarheidselementen waarnaar in de wetgeving wordt verwezen niet bestaan, waardoor er geen mogelijkheid is om een actie uit te voeren”. bepaalde taak.” “functie van het ondernemen of hervatten van de route of het wijzigen daarvan, ter beschikking van de instructies van de werkgever, aangezien het voertuig, zoals duidelijk is tijdens de veerbootreis, voor alle doeleinden geparkeerd en geïmmobiliseerd wordt tot het bereiken van de bestemming.”
Het Hooggerechtshof verenigt de doctrine en concludeert dat het tijd is voor aanwezigheid
Het Hooggerechtshof herinnert eraan dat artikel 8 van KB 1561/1995 in sectie 1 bepaalt dat “het zal worden overwogen Aanwezigheidstijd is de tijd waarin de werknemer ter beschikking staat van de werkgever, zonder effectief werk te leverenom redenen van wachten, verwachtingen, bewakingsdiensten, ritten zonder service, pech, maaltijden onderweg of andere soortgelijke redenen.
Bovendien bepalen dezelfde regels in artikel 10 dat “andere perioden dan pauzes en rusttijden, gedurende welke de mobiele werknemer “geen rij- of ander werk verricht en niet verplicht is op zijn werkplek te blijven, maar beschikbaar moet zijn om te reageren op mogelijke instructies die hem opdragen autorijden of ander werk te ondernemen of te hervatten” en dat op voorwaarde dat “ze geen pauze of rust vormen”, worden ze onder meer beschouwd als tijd van aanwezigheid, “de perioden waarin de werknemer een voertuig begeleidt dat per veerboot wordt vervoerd”.
Artikel 28.3 e) van de II Vervoersovereenkomst bepaalt op zijn beurt dat “behalve in geval van pauzes of rusttijden, de perioden gedurende welke de werknemer een voertuig begeleidt dat per veerboot of trein wordt vervoerd, als tijd van aanwezigheid worden beschouwd, op voorwaarde dat het bestaan en de voorzienbare duur van de reis zijn vooraf bekend. In overeenstemming met de bepalingen van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 561/2006, en onverminderd de opbouw van de overeenkomstige dagvergoedingen, moet de bestuurder tijdens zijn dagelijkse rusttijd toegang hebben tot een bed of stapelbed, dat mag worden onderbroken maximaal twee keer andere werkzaamheden uit te voeren die in totaal niet langer duren dan één uur.
Het probleem voor het Hooggerechtshof is dat het bovengenoemde KB 1561/1995 “de beschikbaarheid van de bestuurder niet beperkt tot het reageren op “mogelijke instructies die hem opdragen het autorijden te ondernemen of te hervatten”, maar de beschikbaarheid eerder uitbreidt tot de bestuurder die “andere handelingen” moet uitvoeren. banen.” Gegeven deze onnauwkeurigheid begrijpt het Hooggerechtshof dat “de algemene aanname dat de aanwezigheidstijd, en niet de rusttijd, “de perioden waarin de werknemer een voertuig begeleidt dat per veerboot wordt vervoerd” moet gelden.
Dit is het geval ondanks het feit dat het erkent dat “hoewel artikel 9 van Verordening 561/2006 lijkt uit te gaan van de premisse dat het als rusttijd wordt beschouwd zolang de werknemer een stapelbed heeft, De uitdrukkelijke openstelling voor gunstiger bepalingen voor werknemers door Verordening 561/2006 zelf maakt bepalingen mogelijk zoals de overweging dat de tijd van begeleiding de tijd van aanwezigheid is, en niet van rust.”.
“Verwoestende gevolgen” voor de sector
De Nationale Federatie van Transportverenigingen van Spanje (Fenadismer) heeft de “diepe bezorgdheid” die deze uitspraak heeft veroorzaakt in de sector van het wegvervoer aan de kaak gesteld, aangezien het Hooggerechtshof deze “op een zeer schadelijke manier heeft geïnterpreteerd voor de ontwikkeling van het bedrijfsleven”. Hoe moet rekening worden gehouden met de tijd waarin een beroepschauffeur de vrachtwagen begeleidt die op een veerboot of veerboot wordt vervoerd, het middel waarmee goederen tussen het schiereiland en de eilanden worden vervoerd?
Via hun website leggen ze dat uit “de gevolgen van deze jurisprudentiële doctrine kunnen verwoestend zijn voor de sector” Als dit criterium wordt geconsolideerd, “vanwege de zeer sterke impact die het zal veroorzaken, zowel economisch als organisatorisch, op de arbeidsactiviteit van de transportbedrijven die deze route afleggen en de daaruit voortvloeiende stijging van de prijs van de producten die naar de Balearen worden vervoerd, aangezien dit het gebruikelijke middel is om goederen tussen het schiereiland en de eilanden te vervoeren.
Ten slotte voegen ze eraan toe dat “hoewel de chauffeur tijdens de reis geniet van een rustperiode in de cabine, aangezien de tijd waarin de chauffeur op de veerboot zit niet als rust wordt beschouwd, dit de absurditeit zou opdringen van het moeten nemen van een nieuwe periode van extra rust van minstens nog eens 9 uur na het bereiken van uw bestemming.