Aanstaande donderdag 13 juni is het een sleuteldag voor interims. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) gaat ophelderen of de interims die jarenlang het ene contract aan het andere hebben geketend moet worden omgezet in onbepaald. Dit is een uitspraak die de situatie van duizenden overheidswerknemers zou kunnen veranderen, hoewel het belangrijk is om duidelijk te maken dat dit niet het antwoord van Europa is op de prejudiciële uitspraak van het Hooggerechtshof.
De uitspraak van het HvJ-EU, die donderdag bekend zal worden, zal drie specifieke gevallen oplossen doorverwezen door de Administratieve Rechtbank nummer 17 van Barcelona: een interim die sinds mei 2005 achtereenvolgens interimcontracten aan elkaar koppelt; een tweede interim die sinds december 1984 contracten heeft; en een derde die in mei 1991 als interim bij de regering begon te werken en tot nu toe in deze situatie blijft.
Volgens het eerder genoemde Hof hebben de drie werknemers functies vervuld die identiek zijn aan die van ambtenaren en hebben ze gereageerd op behoeften die niet tijdelijk, urgent of uitzonderlijk zijn, maar eerder gewoon, blijvend en permanent. Aldus de uitspraak van het HvJ-EU in deze drie zaken zou kunnen verduidelijken of de Spaanse regering misbruik heeft gemaakt van tijdelijke aanwervingen en of de reactie zou moeten bestaan uit het bestraffen van de omzetting van de betrokken tijdelijke contracten in vaste contracten.. Als dat zo is, zou dit een belangrijk precedent kunnen zijn voor de talrijke zaken die bij de Spaanse rechtbanken in behandeling zijn.
Mogelijke vooruitgang van de reactie van het HvJ-EU aan het Hooggerechtshof
De uitspraak die het Hof van Justitie van de Europese Unie donderdag zal uitvaardigen, zal alleen de drie genoemde zaken oplossen. Echter deze resolutie Het zou niet alleen een precedent kunnen zijn, maar ook een voorproefje kunnen zijn van de reactie die later zal moeten worden gegeven op de prejudiciële uitspraak van de Hoge Raad. op 30 mei, waar ze het HvJ-EU vragen om zijn uitspraak van februari 2024 te verduidelijken.
In deze uitspraak hekelde het Europese orgaan dat Spanje niet correct handelde om overheidsdiensten ervan te weerhouden misbruik te maken van tijdelijke aanwervingen, wat in strijd zou zijn met de Europese Kaderovereenkomst over werk voor bepaalde tijd. Het wees er specifiek op dat de Spaanse regelgeving niet over “adequate maatregelen” beschikt om het opeenvolgende gebruik van tijdelijke contracten en niet-vaste contracten voor onbepaalde tijd, die voortdurend worden verlengd, te voorkomen en adequaat te bestraffen.
Als mogelijke oplossing stelde het HvJ-EU ‘de omzetting van deze tijdelijke contracten in vaste contracten’ voor, hoewel het er tegelijkertijd aan toevoegde dat het het Spaanse rechtssysteem is dat moet bepalen of de geconsolideerde nationale jurisprudentie moet worden gewijzigd en of dit het geval is. verenigbaar is met de doelstellingen van de genoemde raamovereenkomst. De Hoge Raad heeft echter zijn twijfels en heeft daarom besloten een prejudiciële beslissing aan Europa voor te leggen.
Met deze vraag wil de Hoge Raad het weten Of de jurisprudentiedoctrine die permanente erkenning ontzegt aan uitzendkrachten die niet zijn geslaagd voor een selectieproces in overeenstemming met de beginselen van gelijkheid, verdienste, bekwaamheid en non-discriminatie, in overeenstemming is met het recht van de Europese Unieopgenomen in de Spaanse regelgeving (artikelen 14 en 103.2 van de Spaanse grondwet en artikel 14.2 van het Verdrag betreffende de werking van de EU).
Ten tweede vraagt de Hoge Raad het HvJ-EU ook of een verhoging van de ontslagvergoeding een ‘adequate en voldoende’ maatregel zou kunnen zijn om te voldoen aan de Europese regelgeving inzake het voorkomen en bestraffen van misbruik dat voortvloeit uit het opeenvolgende en oneigenlijke gebruik van tijdelijke contracten in de publieke sector. .