Reizen van huis naar de eerste cliënt is geen effectieve werktijd, zo bevestigt de Hoge Raad

Nieuws

Het Hooggerechtshof heeft dat, net als bij andere gelegenheden, verklaard De reis van de werknemer van zijn huis naar de eerste klant wordt niet als effectieve werktijd beschouwd.. En daarom, hoeft niet te worden beloond. Dat geldt ook voor de reis tussen de laatste klant en de woning van de werknemer.

Hij heeft dit gedaan in een uitspraak van 27 november waarin de zaak van TK Elevadores wordt geanalyseerd, waarin een beroep werd gedaan op unificatie van de doctrine tegen een uitspraak van het Nationale Hof. Hierin beschouwde het Hof beide reizen als effectieve werktijd en erkende het het recht van de getroffen werknemers om “individueel de beloning op te eisen die met hen overeenkomt.”

Geconfronteerd hiermee heeft het bedrijf het bovengenoemde beroep ingediend, ondersteund door twee redenen: artikel 207.d) van de wet die de sociale jurisdictie regelt en het beroep dat wordt ondersteund door artikel 207.e) van dezelfde wet, waarin een schending van artikel 34.1 wordt aan de kaak gesteld en 5 van het Arbeidsstatuut, artikel 2.1 van Richtlijn 2003/88/EG en artikel 5 van de CAO van de onderneming.

In het licht hiervan herinnert de High Court eraan dat artikel 34.5 van de wet daarin voorziet “De werktijd zal zo worden berekend dat de werknemer zowel aan het begin als aan het einde van de dagelijkse dienst op zijn of haar werkplek is.”. Aan de andere kant interpreteert artikel 2 van Richtlijn 2003/88 de arbeidstijd als “elke periode gedurende welke de werknemer aan het werk blijft, ter beschikking van de werkgever staat en zijn of haar werkzaamheden uitoefent. in overeenstemming met de nationale wetten en/of praktijken.”

Het is geen werktijd, uitzonderingen daargelaten

Bij de beslissing over het hoger beroep heeft de Hoge Raad zowel zijn eigen leerstuk als dat van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) in aanmerking genomen. In dit geval wordt dus, wanneer het salaris dat overeenkomt met de reis van de privéwoning naar de eerste cliënt en van de laatste cliënt naar de woning werd gevorderd, ervan uitgegaan dat Het is niet bewezen dat de specifieke omstandigheden van het arrest van het HvJ-EU van 10 september 2015 (C-266/14, zaak Tyco), noch van de uitspraken van de Hoge Raad zelf (605/2020 en 617/2021) bestaan.).

Met verwijzing naar deze specifieke omstandighedenIn de uitspraak legt het Hooggerechtshof uit dat “het bedrijf de kantoren die in verschillende provincies zijn geopend niet heeft gesloten, noch alle werknemers aan de centrale kantoren heeft toegewezen; Het is niet bewezen dat arbeiders tot 100 kilometer moesten reizen; Er bestaat ook geen vergelijkingstermijn ten opzichte van andere werknemers van dezelfde onderneming die de beloning ontvangen die overeenkomt met deze reizen, zonder objectieve en evenredige redenen die het verschil in behandeling zouden rechtvaardigen; Ook heeft er geen verandering plaatsgevonden in de dienstverlening van het bedrijf, zodat de werkgever voorheen de werktijd beschouwde als de reis van zijn werknemers van hun respectieve delegatie naar het adres van de eerste klant, evenals de tijd die nodig was om te reizen van de adres van de laatste klant bij de woning van de werknemer.”

Zij begrijpen daarom dat de doctrine die is vastgelegd in de bovengenoemde uitspraken moet worden toegepast, waarin werd betoogd dat de samenloop van de bijzondere omstandigheden van de uitspraak van het HvJ-EU niet was bewezen. “We moeten het nationale recht toepassen: art. 34.5 van de ET, volgens welke de werktijd zo wordt berekend dat de werknemer zowel aan het begin als aan het einde van de dag op zijn of haar werkplek is. waardoor de reistijd naar de baan wordt uitgesloten van arbeidstijd in het kader van de door de werknemer te ontvangen beloning.', stellen zij, waarbij ze het beroep van TK Elevadores gegrond verklaren.